Ben je dertien, zit je in de tweede en heb je een moeder die docent is. Het zal je maar gebeuren, dat je een ouder (yek) hebt die weet hoe docenten (ieks) denken (waaaaah!). Dan heb je dus continu gezeur aan je hoofd over wat er beter kan aan je verslag, en hoe je beter kunt oefenen en woordjes stampen, en hoe je docent zou willen dat je antwoord geeft op je proefwerk. Da’s irri. Maar stiekem ook wel fijn als je niet écht van plan bent te blijven zitten…
Dit artikel is dus opgedragen aan mijn lieve zoon. Het is ontstaan uit pure frustratie over de slordige fouten in een verslag dat hij al wilde gaan inleveren, en die ik er ’s ochtends om acht uur uit mocht vissen voor hij de trein moest halen. En nee, ik schrijf zijn verslagen niet, dus dat ging van: “zeg, wat denk je, hoe schrijf je …..?” “Nou, zo:….” “Waarom doe je dat dan hier niet?” “Oja”. En dat maal veertig. Dus ik heb het hier even op schrift gesteld, dan kan hij het bij het volgende verslag helemaal zelf. Hoop ik. Droom ik. In een parallel universum. (Nee, niet “the spiderverse” gast, maar een universum waar jij braaf doet wat je moeder je vraagt. Net zo fictief ben ik bang.)
Hopelijk ook fijn voor anderen die moeite hebben met de randzaken van het schrijven van een verslag. Voor het schrijven zelf heb ik ook wat tips. Schrijf eerst je inhoudsopgave. Zo doe je dat! Ik ben in dit stuk uitgegaan van een middelbare scholier, maar voor studenten is dit ook een goed begin.
(Check 0: Op tijd beginnen & plannen
Deze hoor je niet voor het eerst: begin op tijd. En met beginnen bedoel ik: lees door wat je moet doen, verzamel wat je nodig hebt, stel eventuele vragen meteen. En zorg dat je je werk plant, zodat je zonder stress ruim voor het einde nog even kan controleren of laten controleren of alles aan de eisen voldoet. En dat je op tijd kunt inleveren, zodat je alle tijd hebt om een alternatief te zoeken als de wifi even hapert. De deadline is altijd dichterbij dan je denkt.)
Check 1: Complete afwerking
Op de kaft komen altijd een titel, je naam, je klas, de datum en het vak waarvoor je schrijft. Kijk of de docent er nog meer op wil hebben, bijvoorbeeld leerlingnummer, groepsnummer, groepsgenoten. Een plaatje of mooie lay-out staat verzorgd en maakt een goede eerste indruk.
Zorg ook voor een inhoudsopgave en vergeet de bladzijdenummers niet.
Check 2: Kopjes
Het is de bedoeling dat je tekst er niet uitziet als een lange rol behang met letters. Geef je verslag structuur met alinea’s en kopjes. Zorg dat de docent aan de kopjes kan zien wat een hoofdstuk is en wat een paragraaf. Je kunt ze nummeren. Heeft de docent eisen gesteld aan hoofdstukken? Bijvoorbeeld welke je moet hebben, of hoeveel minimaal of maximaal? Zorg dat je daaraan voldoet.
Een titel of kop mag best een beetje leuk zijn, maar de docent moet ook snappen waar het over gaat. En maak het niet al te lollig. Liever saai dan niet serieus genomen worden, in je verslag dan toch.
Check 3: Spaties
Vóór een punt of komma geen spatie, erna één spatie. Het lijkt misschien een beetje suf om hier tijd aan te besteden, maar je tekst wordt er beter leesbaar van, en dat is in je voordeel.
Dubbele spaties zijn nooit goed. Als je tekst wilt laten inspringen gebruik je de toets “tab”, dan komt alles netjes onder elkaar te staan. (Heb je dubbele spaties in je verslag, gebruik dan de functie “zoeken en vervangen”: vervang dubbele spaties door enkele spaties.)
Check 4: Netjes met namen
Namen zijn belangrijk. Mensen willen dat hun naam goed geschreven wordt. En namen van mensen, plaatsen, landen en organisaties moeten met een hoofdletter. Dus kijk altijd of je alle namen goed geschreven hebt.
Check 5: Hele zinnen
Elke zin:
- Begint met een hoofdletter.
- Heeft normaal gesproken een onderwerp en een gezegde.
- Eindigt met een punt, soms een vraagteken. Uitroeptekens heb je normaal gesproken niet nodig in een serieus verslag.
In een opsomming zoals hierboven hoeft niet elk regeltje een complete zin te zijn. Wel staat het netjes als elke regel op dezelfde manier geschreven is. Je schrijft ze dus óf allemaal met een hoofdletter, of allemaal zonder; en óf allemaal met een punt of vraagteken aan het eind, of allemaal zonder.
Check 6: Bronvermeldingen en citaten
Heb je alle bronnen netjes vermeld? En heb je dat gedaan volgens de eisen die school stelt? (Zo niet: succes, het is veel meer werk achteraf dan tijdens het schrijven!)
Tekst die je overschrijft van een andere bron heet een citaat. Je mag natuurlijk niet alles overschrijven uit andere bronnen, maar bijvoorbeeld een definitie of een uitspraak van iemand kun je goed citeren. Staat tekst die niet van jou is schuin of tussen “” en staat er een bronvermelding bij?
Google is trouwens geen bron maar een zoekmachine. Dus als je iets “van Google” hebt moet je even kijken naar welke site Google verwijst.
Check 7: Inhoud compleet?
Makkelijk scoren: controleer even of alles in je verslag staat dat er volgens de docent in moet. Soms heb je al een lijstje van verplichte onderwerpen of onderdelen. Het kan ook zijn dat de docent al heeft gezegd waar hij of zij op let bij het nakijken. Pak die lijstjes erbij en zorg dat je er aan voldoet.
Check 8: Lay-out
Lay-out is hoe je verslag er uitziet. Een goede lay-out staat netjes en aantrekkelijk. Elke docent zal zeggen dat het bij een verslag om de inhoud gaat, en dat is ook zo. Maar een aantrekkelijk verslag wekt sneller de indruk dat het een goed verslag is dan een slordig verslag. Waar let je op?
- Een net en leesbaar lettertype, één lettertype voor het hele verslag. Grootte minimaal 11. Arial, Verdana of Calibri zijn bijvoorbeeld geschikt.
- Herkenbare kopjes: bijvoorbeeld hetzelfde lettertype maar dan grootte 14 en vetgedrukt voor alle paragrafen en 18 voor alle hoofdstukken. Of kies de standaardkoppen uit je tekstverwerkingsprogramma.
- Gebruik witregels tussen alinea’s. Dat leest lekkerder dan een hele muur van tekst. Gebruik altijd evenveel witregels, dus bijvoorbeeld ééntje tussen alinea’s en twee aan het einde van een paragraaf.
- Afbeeldingen staan niet zomaar ergens, maar bijvoorbeeld in lijn met de tekst, of over de hele breedte van de tekst. Zet je er twee naast elkaar, dan doe je dat ook netjes, bijvoorbeeld op dezelfde hoogte.
- Afbeeldingen van internet zijn vaak lelijk als je ze afdrukt in een verslag. Maak plaatjes van internet nooit groter dan ze zijn, liever juist flink kleiner. Je kunt in je zoekmachine zoeken afbeeldingen en dan filteren op grote afbeeldingen, dat helpt.
Check 9: Is je tekst te volgen?
Kan de docent begrijpen wat je hebt opgeschreven? Of zijn het losse brokjes informatie? Voeg zo nodig toe:
- Uitleg over dingen die de docent misschien niet weet of snapt
- Inleiding voor het verslag, voor een hoofdstuk en/of voor een onderwerp
- Overgangen, waarin je uitlegt wat het vorige stuk met het volgende stuk te maken heeft. Bijvoorbeeld: “Nu ik heb laten zien waarom bijen behoefte hebben aan insectenhotels, bespreek ik in dit hoofdstuk welke mogelijkheden er zijn om insectenhotels te maken.”
Check 10: De puntjes op de i
Haal tot slot de spel-, taal-, typ- en kopieer-en-plak-fouten eruit. Instinkers zijn de werkwoorden op d of t, moeilijke woorden, woorden uit een andere taal en alles met ’s aan het einde (of niet). Maar misschien heb jij weer andere instinkers. De spellingcheck is handig. Maar de spellingcheck haalt er alleen woorden uit die niet bestaan zoals jij ze opschrijft, dus dat is lang niet alles. Schakel anders een volwassene in om het na te kijken.
Klaar? Lees alles nog één keer van begin tot einde door. Wedden dat je nog kleine foutjes of onduidelijkheden eruit haalt?
Voor mijn lieve zoon: xxx, je moeder!
PS Helaas blijft de post-covid een beetje hangen bij mij, waardoor het schrijven er bij inschiet. Excuses voor het onregelmatig verschijnen van dit blog!