Joehoe, mijn kinderen zijn weer naar school. Vandaag toevallig allemaal. Wat een hectische tijd is het geweest. Kinderen thuis, lessen online, dus hele dagen onderwijs. Gedoe. Mijn kinderen hadden naar de noodopvang gemogen, maar ja, dacht ik, het heet niet voor niets noodopvang. Zolang de nood hier thuis bestaat uit weinig tijd voor mezelf en een blog dat stilligt denk ik dat anderen het harder nodig hebben. Mijn hart gaat uit naar de kinderen met een onveilige thuissituatie die nu ineens niet meer de deur uit konden. Ik heb me vastgehouden aan de opmerking: als je thuiswerkt héb je tenminste werk en een huis. En zo is het ook toch? En ja, het was druk, met zijn vijven. Maar ook dat is een luxeprobleem: ieder heeft hier een eigen kamer, en dan is met zijn vijven vast fijner dan alleen. In mijn omgeving zie ik bijvoorbeeld het welzijn van alleen wonende ouderen achteruitgaan.
Vandaag een bespiegelend stuk, omdat de tijd daar om vraagt.
(Binnenkort verwacht: online offline activiteiten stimuleren
Ik heb wel een stuk geschreven over hoe je online, offline activiteiten kunt stimuleren. Alleen werd dat stuk langer en langer, het was eigenlijk geen blog meer… Inmiddels is die informatie al wat minder nodig gelukkig, ik zal het afmaken en dan hoop ik dat ik hem niet nodig heb voor een volgende lockdown. Of misschien schrijf ik er wel een speciale hoger onderwijs-versie van: want met alle blijdschap over kinderen die weer naar school mogen (al is het maar een dag in de week) blijven de zorgen over de studenten die thuis zitten.)
Weer open? Het gaat niet om het bier
Over die studenten die thuis onderwijs hebben: ik heb ze ook wel gehoord hoor, de klachten over “dit zou de mooiste tijd van mijn leven moeten zijn en nu zit ik thuis op mijn kamertje” als motivatie om alles weer open te gooien. Ja, zo is het leven hè, het loopt niet altijd zoals je zou willen. En het is natuurlijk balen, als de eerste hobbel die je tegenkomt in het leven zo’n lange corona crisis is. Ik heb de indruk, dat studenten die al wat meer levenservaring hebben er wat dat betreft wat realistischer in staan. Maar alsnog: jonge mensen ontwikkelen zich juist door het contact met anderen. Dat hebben ze nodig. Daar hoeft geen bier bij, of wilde feesten, of maandenlang backpacken: dat is het punt niet. Het gaat om nieuwe mensen ontmoeten, in een veilige setting ervaring opdoen met werk, experimenteren met relaties: hele gewone dingen eigenlijk. En die staan allemaal stil. En dat is niet goed voor ze.
Motivatie nul
Ook de motivatie van de studenten staat stil. Ga maar na: als je sociaal gemotiveerd bent, kom je toch niet je bed uit voor een schermpje? Als je gemotiveerd bent door het vooruitzicht op wat je na je studie gaat doen, is er ook weinig om naar uit te kijken. Het verschil tussen werk en studeren is dat je voor het één betaalt en voor het ander betaald krijgt, maar je zit nog steeds achter het zelfde bureau en achter hetzelfde scherm. Kijk je uit naar je hobby’s? Er kan gelukkig weer buiten gesport worden door jongeren, superbelangrijk, maar als je altijd binnen hebt gesport of je tijd heb doorgebracht met schaken is de drempel om op je 23e ineens te gaan korfballen vrij hoog. Dus wat kijk ik uit naar de tijd dat we ze weer in de klas kunnen hebben, en ze weer gewoon de deur uit mogen.
Online klaslokaal steeds klas-achtiger
Tot die tijd is mijn online klas steeds klas-achtiger: allemaal de camera’s aan (maar nu écht jongens!), ik gebruik zo min mogelijk PowerPoint (zie Voor het bord, maar dan online), zet de studenten in groepjes aan het werk en vraag daarna wat ze gedaan hebben, dat soort dingen.
De wandelgangen
Weet je wat ik ook erg mis? De gang. De gang waarin je mensen tegen komt, waar je even kunt vragen hoe het gaat, waar je nieuwsgierig kunt vragen wat dat enorme model is waar de student mee rond sjouwt. Het is ook de plek waar studenten mij even aanschieten, omdat ze een korte vraag hebben, ergens mee zitten of gewoon voor een kletspraatje. Het even blijven hangen na de online bijeenkomst is daarvoor een vrij slecht alternatief.
En toch…
En toch. Er zijn veel argumenten om de regels te versoepelen, en ik vind het heel belangrijk dat goed gekeken wordt of en hoe het voor bijvoorbeeld tieners en jongeren kan worden verbeterd. Maar in de ziekenhuizen bereiden ze zich er op voor dat ze moeten gaan kiezen wie wel en wie niet op de IC mag. Heel veel klein leed of weinig maar heel groot leed: hoe weeg je dat af? Zelf heb ik er behoorlijk wat voor over om te voorkomen dat mensen die zorg nodig hebben die niet kunnen krijgen. En als er wordt versoepeld, dan wat mij betreft bij de mensen die die versoepelingen het hardst nodig hebben. Ik ruil graag een beetje van mijn vrijheid in voor die van mijn studenten. En coronakapsels zijn helemaal de bom, toch?