O jongens, soms ben ik in één keer zowel slimmer als dommer dan ik dacht. Ik leerde het woord “gesitueerd leren”, en daarmee vallen er zoveel kwartjes! En het grappige is, ik was er naar op zoek, naar zo’n soort begrip, omdat ik ergens tussen “zit stil en luister naar de juf” en “zoek het zelf lekker uit” een optimum vermoedde. (Zie ook Eerst trainen, dan coachen.) En nu weet ik dus hoe het zit!
De uitleg over gesitueerd leren is gebaseerd op Brown, Collins en Duguid, aangehaald in hoofdstuk 12 van “Op de schouders van reuzen” van Kirschner, Claessens en Raaijmakers. Het boek waar ik vorige week ook over schreef in Een boek waardoor ik anders onderwijs ga geven.
Wat is gesitueerd leren?
Op school is het anders dan thuis. Da’s maar goed ook, veel kinderen gedragen zich op school beter dan thuis. Maar school, of dat nu de basisschool is of de universiteit, is ook anders dan werk. En dat is minder wenselijk. Want door het verschil in cultuur tussen school en werk kunnen leerlingen en studenten wat ze geleerd hebben in het onderwijs niet altijd toepassen in de praktijk. Het is gewoon té verschillend. Wat ze hebben geleerd is te abstract.
Dat probleem is op te lossen door het leren op school meer te laten lijken op het alledaagse leren. Dat noem je gesitueerd leren, of contextrijk. Samenwerken is daarbij belangrijk.
Brown, Collins en Duguid stellen wel dat je na dat leren in een alledaagse context, de leerlingen ook de meer abstracte regels, concepten en algoritmen moet bijbrengen. Daardoor kunnen ze ook in nieuwe, onbekende situaties de geleerde kennis en vaardigheden gebruiken.
Van alledaags naar abstract
Vroeger leerde je eerst de aanpak, bijvoorbeeld vermenigvuldigen. Als je dat heel goed beheerste mocht je verhaaltjessommen maken: iets dichter bij de praktijk. Of je mocht met blokjes van 1 cm3 aan de slag. Alledaagser dan dat werd het niet, tenminste, niet bij mij op school. In mijn laatste jaar op de basisschool verscheen pas het artikel van Brown, Collins en Duguid.
Mijn dochter moest laatst spullen meenemen naar school, iets van ongeveer een meter en ook iets van ongeveer een kilo. Daar gingen ze mee aan de slag. Zij heeft dus meteen gevoel bij wat een kilo is, of wat een meter is. En alle leerlingen zien dat een kilo boeken er anders uitziet dan een kilo pindakaas, en dat spullen van een meter lang ook heel verschillend van elkaar kunnen zijn. Dat helpt als het daarna abstracter wordt.
Ontdekkend versus gesitueerd
Ik had nog geen woord voor “onderwijs dat lijkt op de praktijk maar waarbij je de student niet laat zwemmen”. Nu wel: gesitueerd leren. Ik kende het begrip “ontdekkend leren”, maar dat was niet het soort onderwijs waar ik in geloof. Ik geloof in zelf ervaren, dat wel, maar ik moet het eerste kind dat spontaan aan de slag gaat met de stelling van Pythagoras nog tegenkomen. Dus iets meer sturing en begeleiding leek me gewenst.
Bij gesitueerd leren zorg je als docent voor een situatie en vraagstuk dat ontleend is aan de praktijk, of er aan ontleend zou kunnen zijn. Dat is dus anders dan “hop, in het diepe en zoek het maar uit”: het is maatwerk. Je begeleidt en coacht de studenten, zodat ze eruit halen wat er in zit. En daarna schets je het grote plaatje: kijk, wat we nu hier hebben gedaan, zie je ook terug bij…
Blijk ik dus al jaren iets te kunnen waar ik nog geen woord voor had! Tof zeg!
PS Op LinkedIn vroeg iemand mij of het niet situationeel leren zou moeten zijn, in plaats van gesitueerd. Ik dacht aanvankelijk: dat zal lood om oud ijzer zijn. Maar ik realiseerde me later dat situationeel gaat over omgaan met en reageren op een situatie, terwijl gesitueerd min of meer betekent “in een situatie geplaatst”. Beiden komen voor in het onderwijs: gesitueerd leren als een leerling of student in een door de docent gekozen context wordt geplaatst, situationeel leren als de leerling reageert op die context of bijvoorbeeld op de context van een stagebedrijf.