Duurzame dilemma’s

Druivenblad tegen zwarte achtergrond. Copyright foto: Steve KnightVandaag een stukje over duurzaam productontwerpen gericht op het gedrag van mensen. Want zou het niet mooi zijn als je spullen je zouden helpen om zo duurzaam mogelijk te leven? Denk aan producten die zichzelf uitschakelen als je ze niet gebruikt, producten die standaard op de zuinigste stand staan, producten die zelfs voor iemand met twee linkerhanden te repareren zijn? Bij het duurzaam ontwerpen spelen een paar dilemma’s. Die zorgen ervoor dat wat op het eerste gezicht een slim idee lijkt, dat soms helemaal niet is.

Als je ze eenmaal kent zie je ze overal. En pas als je ze kent kun je er rekening mee houden.

Dilemma 1: het rebound-effect

Rebound is terugstuiteren, zoals bijvoorbeeld de bal die van het bord kaatst bij basketbal. Het reboundeffect is dat een als gunstig bedoelde maatregel uiteindelijk juist nadelig uitpakt. Een bekend voorbeeld hiervan is de tuinverlichting op zonne-energie. Daardoor zijn mensen lampen gaan neerzetten waar ze eerder geen lamp hadden. Het produceren van die lampen kost energie, dus door meer energiezuinige lampen te gebruiken wordt er uiteindelijk niet minder maar juist meer energie gebruikt.

Maar het kan ook meer indirect. Mensen die energie verbruiken houden daar geld aan over. Als ze dat inzetten voor een vliegvakantie is dat ook een voorbeeld van dit effect. (Een goede definitie wordt gegeven door Steg 1999.)

Een ander voorbeeld, niet uit de duurzame hoek, zijn gezondheidsproducten: mensen eten meer van light-chips, omdat ze denken “dat is niet erg, want het is light”. Maar doordat ze er meer van eten krijgen ze alles bij elkaar meer calorieën binnen dan bij gewone chips.

Dilemma 2: de consument-burger tegenstelling

Als burger vinden mensen het allemaal heel erg, dat het milieu ten onder gaat en kinderarbeid en zo, als consument staan ze op het recht om te consumeren en willen ze het liefst zoveel mogelijk tegen een zo laag mogelijke prijs. De meeste mensen zijn burger als ze de krant lezen en consument als ze voor het schap staan. Dat schiet dus niet zo op: mensen zeggen het één en doen het ander.

Grappig is dat de overheid de mensen meestal benadert als consument, behalve als het gaat om duurzaamheid: dan wordt er gesproken over bewuste burgers. (Hobson 2002).

Verwante dilemma’s

  • Het sociale milieudilemma: mensen vinden collectief een schoon milieu voor nu en in de toekomst belangrijk, maar ze zullen soms op grond van rationele argumenten in hun eigen (korte termijn-)belang kiezen voor gedrag dat schadelijk is voor het milieu (Gessner 1995, Aarts 1995).
  • De “tragedy of the commons” (tragedie van de meent, rottige vertaling!), ook wel bekend als het common pool dilemma of het visvijverdilemma is een begrip uit de sociale wetenschappen. Het staat voor situaties waarbij het voordeel voor een individu  ten nadele gaat van het collectief. Bijvoorbeeld: als ik een hele grote hand M&M’s uit een schaal haal, is die schaal sneller leeg en is er voor de meeste mensen maar heel weinig. Vervang nu M&M’s door iets als CO2-uitstoot, hoeveelheid natuurlijke bronnen of energie en je ziet dat het gedrag van ons rijke westerlingen heel veel mensen benadeelt. Het rottige hiervan is dat de groep in zijn geheel niet meteen last heeft van de streek die dat asociale individu uithaalt, dus het zal heel lang duren voordat dat individu  zich achter de oren krabt en zich bedenkt, of dat de rest hem er op aanspreekt. Dat zie je heel mooi in de Nederlandse palingvisserij: het ging slecht met de paling, maar niemand wilde als eerste minder gaan vangen, totdat het zo slecht ging dat het beest een bedreigde diersoort werd. (Even voor de nuance: er zijn meerdere oorzaken, de vangst is niet de enige.)

Dilemma 3: geld en gezin

Rijke mensen in kleine huishoudens verbruiken de meeste energie, hoe milieubewust ze ook zijn. (Zie Coddington 1993, Vink 1998 en van Diepen, in Noorman 1998.) Per persoon gebruiken mensen in een groter huishouden minder energie. Maar: meer mensen op de wereld = meer energieverbruik. En te weinig geld maakt wel ongelukkig, dus dat is ook niet wenselijk. Een interessante richting is daarom de stroming “consuminderaars”,  minimalisten, zelfvoorzienende mensen en tiny house-bewoners: allemaal mensen die bewust een stap terug doen in spullen en vaak ook inkomen, en daar gelukkiger van worden.

Dilemma 4: power to the people?

Voor veel zaken is het duurzamer om het te laten doen dan om het zelf te doen. Grootschalige keukens en textielreiniging zijn veel energiezuiniger en zuiniger met materialen dan alle mensen in hun eigen keukentje. En ergens klinkt alles voor je laten doen ideaal, maar het blijkt in de praktijk niet onverdeeld positief. Het vervangen van producten door diensten kan ervoor zorgen dat mensen vaardigheden kwijtraken, daardoor voelen ze zich niet meer zelfstandig maar juist afhankelijk van de leveranciers van die diensten. Dáár gaan mensen zich dan weer ontevreden door voelen, en dat proberen ze dan met een beetje pech op te lossen met een grotere consumptie. (Brezet 2001).

Of kort gezegd: mensen hebben het nodig dingen te doen.

Dilemma 5: de invloed van de gebruiker is beperkt

Hoewel mensen in vergelijkbare omstandigheden een zeer verschillende invloed op het milieu hebben (zie Vink 1998) is er ook een grens aan het gedeelte waarop ze bewust invloed kunnen uitoefenen. (Hoewel dit er uiteraard van af hangt of je het wonen in een goed geïsoleerd huis als bewust gedrag definieert of als een vaststaand gegeven.) Daarnaast kunnen mensen door het maken van keuzes hun indirecte energieverbruik beïnvloeden, maar niet helemaal: de “leveranciers” en overheden hebben daar een stevige vinger in de pap. (Stern, in Fuhrer 1995.)

Dillema 6: de grootste winst zit bij de beginners

Mensen die meedoen aan energiebesparingsprogramma’s en andere initiatieven om duurzamer te leven zijn mensen die er vaak sowieso al bewust mee bezig zijn. Dat zijn dus niet de mensen bij wie de grootste winst te behalen is.

Een voorbeeld: zo’n 5% van de mensen is vegetariër. Het zou uit duurzaamheidsoogpunt nog beter zijn als zij veganist zouden worden en dus helemaal geen dierlijke producten meer zouden gebruiken. Maar: het zet veel meer zoden aan de dijk als alle vleeseters een dag in de week vegetarisch zouden eten.

Het rekenwerk, met wat hele grove aannames er in: ik ga er even van uit dat veganist 2x zo duurzaam is als vegetariër, die weer 2x zo duurzaam is als een omnivoor:

  • Als vijf van de honderd mensen twee keer zo duurzaam worden, is de duurzaamheidsscore dus 5 keer 2 is 10.
  • Als alle 95 omnivoren 1/7 duurzamer worden, is dat een duurzaamheidsscore van bijna 14 (95 gedeeld door 7) voor de omnivoren, bovenop de 5 van de vegetariërs, dus in totaal 19.

Kortom: de weg naar duurzaamheid is niet makkelijk! Gelukkig weten we steeds meer over dit soort dingen, waardoor goedbedoelde initiatieven nu beter worden onderzocht voor ze worden ingevoerd. Maar het blijft interessante kost!

Dit stuk is gebaseerd op een werkstuk uit mijn studie, vandaar dat de literatuurverwijzingen wat oud zijn. Wat echt gedateerd leek heb ik weggelaten. Als je hier meer van wilt weten kun je in Google Scholar zoeken naar bronnen die de bronnen die ik gebruikt heb ook gebruiken. Al door zoekend kom je dan vanzelf de meest recente tegen!

Bronnen
Aarts, K. e.a., Sociale dilemma’s in het milieubeleid. Amsterdam: Het Spinhuis, 1995
Brezet, H. e.a., Vision on sustainable product innovation. Nederland: Kathalys, 2001
Coddington, W., Environmental Marketing, Positive Strategies for Reaching the Green Consumer. Verenigde Staten: McGraw-Hill, Inc., 1993
Diepen, A.M.L van, “Developments in Household Composition in Europe” en “Spatial Aspects of Housing”, uit: Noorman, K.J. e.a. (red.), Green Households? Domestic Consumers, Environment and Sustainability. London, Earthscan Publications Ltd, 1998
Gessner, W. en Kaufmann-Hayoz, R., “De kloof tussen willen en kunnen”, uit: Ökologisches handeln als sozialer Prozess, Basel: Birkhäuser Verlag, 1995, blz. 11 tot en met 25
Hobson, K., “Competing Discourses of Sustainable Consumption: Does the ‘Rationalisation of Lifestyles’ Make Sense?” Environmental Politics,
Vol.11, No.2 (Summer 2002), blz. 95–120
Steg, L., Verspilde energie? Wat doen en laten Nederlanders voor het milieu. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, mei 1999
Stern, P.C., “Understanding and Changing Environmentally Destructive Behavior”, uit: Fuhrer, U., Ökologisches handeln als sozialer Prozess, Basel: Birkhäuser Verlag, 1995
Vink, F.J.B. e.a., Energiebewust consumeren, informatie over de relatie tussen huishoudelijke consumptie en het indirecte energiegebruik. Nederland: CEA, Bureau voor communicatie en advies over energie en milieu BV, juli 1998